Ablatie

Ablatie

Wat is een ablatie?

Een ablatie is een minimaal-invasieve ingreep waarbij via een prik in de lies een katheter wordt geplaatst. Vervolgens wordt met warmte of koude een litteken gemaakt in het elektrisch netwerk van de ritmestoornis. Een te snel hartritme zoals atriumfibrilleren of levensbedreigende ventrikeltachycardie (VT) en ventrikelfibrilleren (VF) kunnen behandeld worden via een ablatie.

Erg specifiek voor het UZ Brussel is het gebruik van koude in plaats van warmte bij de ablatie. Koude of cryo-ablaties worden in België enkel in het UZ Brussel-netwerk uitgevoerd. Het gebruik van koude heeft als voordeel dat uw ritmestoornis zeer efficiënt en tijdens een erg korte procedure kan worden behandelend.

Risico's

Niet alle ritmestoornissen kunnen met ablatie behandeld worden, bij sommige patiënten is medicatie of een pacemaker als behandeling aangewezen. Ongeveer 4% van de patiënten die een ablatie ondergaan, hebben nadien een pacemaker nodig.

Ongeveer 10% van de patiënten krijgen na enige tijd opnieuw hartritmestoornissen. Een tweede en eventueel een derde ablatie kan dan noodzakelijk zijn om het ritmeprobleem definitief te verhelpen. Indien de ritmestoornis aanhoudt, kan een hybride ablatie overwogen worden.

Voorbereiding

In overleg met uw arts zullen voorbereidende onder­zoeken zoals een bloedon­derzoek, een elektrocardiogram of een echocardiografie gepland worden.

Tijdens de procedure

Net voor het onderzoek wordt een infuus geplaatst in uw arm zodat, indien nodig tijdens het onderzoek, medicatie kan worden toegediend. De ablatie zelf gebeurt onder volledige verdoving in het katheterisatielabo of kathlab. Het kathlab is vergelijkbaar met een operatiezaal. Tijdens het onderzoek ligt u op een speciale tafel met daarrond erg veel gespecialiseerde apparatuur. De verschillende apparaten die u ziet, brengen uw hart in beeld en beïnvloeden en bewaken het hartritme.

Nazorg

Na de procedure worden de katheters verwij­derd en moet u minstens vier uur in bed blijven liggen om het risico op een bloeduit­storting ter hoogte van de insteekplaats van de katheters zo veel mogelijk te vermijden. Indien een slagader i.p.v. een ader werd aangeprikt, moet u langer blijven liggen.

Intussen volgt de verpleegkundige uw hart­ritme en bloeddruk en wordt de insteekplaats ter hoogte van de lies (of hals) regelmatig gecontroleerd.

Als de verpleegkundige u toelating geeft om op te staan en wanneer de behandelende geneesheer met u de resultaten heeft besproken, mag u naar huis. Met eventuele vragen of praktische formaliteiten kunt u intussen altijd terecht bij de hoofdverpleegkundige.

Terug aan het werk

In principe kunt u uw normale werkzaamheden 24 uur na het onderzoek of behandeling hervatten. Indien u vóór het onderzoek of de behande­ling werkonbekwaam was, dan bespreekt u met de arts wanneer u terug aan het werk kan. Bij een aantal patiënten beslist de arts dat werkhervatting vanwege de aard van het letsel definitief uitgesloten is.

< Terug