Ik ben zwanger en besmet met CMV, wat nu?
Bij de vaststelling van een CMV-infectie tijdens de zwangerschap vindt er een gesprek plaats met de toekomstige ouders over de risico’s voor het ongeboren kind.
Afhankelijk van wanneer de infectie plaatsvond, kunnen we in overleg met de ouders een behandeling met medicatie starten om het risico op overdracht naar het ongeboren kind te verkleinen.
Als de infectie wordt vastgesteld rond de conceptie of in het eerste trimester van de zwangerschap, stellen we rond de twintigste week van de zwangerschap een vruchtwaterpunctie voor. Hiermee kunnen we de overdracht van het virus van de moeder naar het kind via het vruchtwater opsporen. Als het CMV-virus in het vruchtwater aanwezig is, volgen we de zwangerschap tweewekelijks op met echografie en voeren we één tot twee keer een MRI-scan uit om ernstige letsels op te sporen. Het is belangrijk te weten dat niet alle letsels voor de geboorte kunnen worden opgespoord.
Als we voor de geboorte letsels vaststellen bij het ongeboren kind, behandelen we die letsel multidisciplinair. Dit wil zeggen dat de pediater-neonatoloog, neuroloog, KNO-arts, radioloog en de behandelende gynaecoloog de zwangerschap samen opvolgen en het traject naar de geboorte bespreken in overleg met de ouders.