Genexpressie
Tijdens de genexpressie moeten de introns of het nonsens-DNA verwijderd worden. Dat kan alleen als het DNA van een gen eerst wordt 'overgeschreven' naar complementair RNA (ribonucleïnezuur). Dat noemen we de transcriptie.
De verdere verwerking van het RNA verloopt in een proces van splicing: de introns worden weggeknipt, zodat de verschillende exons van een gen opeenvolgend verzameld worden en samengevoegd.
Daarna speelt zich ter hoogte van gespecialiseerde fabriekjes in het cytoplasma – de ribosomen – de translatie af: de vertaling van het RNA in de correcte aminozuurketen. Die aldus gevormde keten zal, na de nodige aanpassingen, uiteindelijk het functionele eiwit vormen.
Ook belangrijk om te weten is dat, hoewel al onze cellen hetzelfde DNA bevatten, niet in al onze cellen dezelfde genen tot expressie komen. Een huidcel gedraagt zich immers anders dan een hersencel of een orgaancel en wordt dus gestuurd door andere bevelen. In elke soort cel kunnen er dus andere genen tot expressie komen — soms in verschillende hoeveelheden — of andere eiwitten met elkaar samenwerken.